Bij koud weer voelt het op een winderige dag kouder aan dan op een dag met weinig
wind, de wind veroorzaakt extra verlies van warmte. De Engelse uitdrukking voor
deze koude-ervaring is "windchill”. De windchill equivalente temperatuur wordt in
Nederland als "gevoelstemperatuur” aangeduid. Het verschil tussen de gemeten
luchttemperatuur en de berekende gevoelstemperatuur is een maat voor het extra
warmteverlies.
Het KNMI hanteert vanaf de winter 2009/2010 voor de berekening van de gevoelstemperatuur
in de winter de zgn. JAG/TI-methode volgens onderstaande formule:
Gevoelstemperatuur G = 13,12 + 0,6215*T - 11,37*((3,6*V)^0,16) + 0,3965*T*((3,6*V)^0,16)
met G voor de gevoelstemperatuur, T voor de temperatuur in °C, gemeten op 1,50 meter
hoogte en V voor de gemiddelde windsnelheid in m/s, gemeten op 10 meter hoogte.
De JAG/TI-methode is ontwikkeld voor een luchttemperatuur tussen -46 en +10 °C en voor
een windsnelheid op standaard meethoogte (10 meter) tussen 1,3 en 49,0 m/s en een
wandelsnelheid van 4,8 km/uur.
JAG/TI staat voor Joint Action Group on Temperature Indices.
Sinds de winter van 2009/2010 wordt deze berekening ook intenationaal gehanteerd. Dit vanwege de wetenschappelijke onderbouwing en de internationale consensus.
De gevoelstemperatuur wordt berekend uit een combinatie van de gemeten luchttemperatuur en gemiddelde windsnelheid. Bij zonnig en koud weer kan de ervaren temperatuur wel 5 tot 10 graden hoger zijn dan op basis de berekende gevoelstemperatuur wordt verwacht, maar met zonnewarmte wordt in de berekening geen rekening gehouden. De invloed van luchtvochtigheid op de berekening van de gevoelstemperatuur voor wintersituaties is verwaarloosbaar klein.
De bepaling van de gevoelstemperatuur is gebaseerd op het evenwicht tussen het warmteverlies en de warmteproductie van een gezond, volwassen en wandelend persoon van gemiddelde lengte. De individuele verschillen tussen mensen geven ook verschillende gevoeligheden voor koudeletsel. Kwetsbaarder zijn bijvoorbeeld kinderen (relatief groot huidoppervlak), hart- en vaatpatiënten (toename hartbelasting) en gebruikers van bepaalde genotmiddelen en medicijnen (verminderd beoordelingsvermogen).
Het begrip gevoelstemperatuur is niet van toepassing op levenloze objecten zoals machines, gewassen of het antivries in de auto. We kunnen de gevoelstemperatuur dan ook niet meten met een thermometer. Wel heeft de wind invloed op de snelheid waarmee afkoeling optreedt. Daarom bevriezen waterleidingen en verwarmingselementen sneller als het bij vorst bovendien hard waait.
Het KNMI vermeldt de gevoelstemperatuur in de weeroverzichten alleen als de
omstandigheden daar aanleiding toe geven; bijvoorbeeld als het voor het gevoel
snijdend koud is. In de regel is dat het geval bij gevoelstemperaturen van
-15°C of lager. Vanaf die waarde bestaat er, afhankelijk van de persoonlijke
conditie, in de buitenlucht gevaar voor bevriezing van de blote huid. Als
het voor het gevoel kouder is dan -20°C dan raakt men ook bij goede winterkleding
gemakkelijk door de kou bevangen. Extra winddichte kleding strekt dan tot
aanbeveling.
In het gele gebied kunnen er bij langdurige blootstelling van de onbedekte
huid bevriezingsverschijnselen op treden. In het rode gebied is dit al
het geval bij kortstondige blootstelling.
Voor het laatst bijgewerkt op 7-02-2021. Opmerkingen of wil je reageren: stuur een e-mail |