Weerkundig woordenboek: O

Oberwind
Lokale wind in Oostenrijk. Het is een dalwind in Salzkammergut, nabij Salzburg. De tegenovergestelde bergwind is de Unterwind.
Objectieve verwachtingsmethode
Hulpmiddel voor de meteoroloog bij het opstellen van weersverwachtingen. Aan de hand van onderzoek van zeer grote aantallen weersituaties zijn kansberekeningen gemaakt voor het optreden van bepaalde fenomenen in bepaalde situaties. Bijvoorbeeld de kans op regen of onweer bij een bepaalde windrichting of de mogelijke maximum- of minimumtemperatuur aan de hand van de aard van de aangevoerde lucht en de bedekkingsgraad.
Occidentalis
Latijnse naam voor de westelijke windrichting.
Occulderen
Proces waarbij een koufront het warmtefront inhaalt, waarbij zich een occlusie vormt.
Occlusiefront
Wanneer het aan een lagedrukgebied verbonden koufront het warmtefront heeft ingehaald, spreekt men van een geoccludeerd front of occlusiefront.
Ontstaan:
In de kern van de ontwikkelende depressie vinden we het overgangspunt van koufront naar het warmtefront. Als het lagedrukgebied zich verder ontwikkelt, kan het windveld rond de kern sterker worden. Het koufront versnelt en trekt verder naar het zuiden maar versnelt eveneens in zuidoostelijke en oostelijke richting, rond de zuidzijde van de depressiekern.
Omdat het warmtefront minder makkelijk naar het noorden kan bewegen, kan het koufront er in slagen om het warmtefront in te halen. Als dit gebeurt, wringt de koude lucht zich onder de warme lucht. Eigenlijk wordt het warmtefront nu omhoog geduwd en wringt het koufront zich er onder. Deze twee fronten boven elkaar noemen we een occluderend front.
Het deel van het warmtefront dat is ingehaald door het koufront is formeel een occlusie. De symbooltjes langs frontlijn zijn nu zowel driehoekjes als halve bolletjes.
Het occlusieproces kan bij een verouderende depressie steeds verder gaan. Soms blijft er in het eindstadium van een zogeheten frontale depressie alleen een langgerekte, en soms mooi om de kern heen gekrulde occlusie over. Voor de waarnemer neemt elke frontpassage zo zijn eigen weer mee. Typerend voor een warmtefront is een periode met gestage regen of motregen. Een koufront brengt eveneens een periode met aanhoudende regen, maar soms is de regenband vrij smal maar intensief en krijgt de neerslagzone meer het karakter van een buienlijn. Een occlusie lijkt in zijn karakter het meest op een koufront. Niet verwonderlijk, want na de passage van de occlusie stroomt er koudere lucht binnen.
Op de weerkaart wordt een occulsiefront aangegeven met driehoekjes en halve bolletjes.
Occlusiepunt
Het punt waar tijdens het occluderen het koufront het warmtefront inhaalt. Omdat het koufront zich onder een bepaalde hoek ten opzichte van het warmtefront verplaatst en zich bovendien sneller beweegt, verwijdert het occlusiepunt zich steeds verder van de kern van het lagedrukgebied en wordt de occlusie steeds langer.
Old ice
IJs dat ten minste één zomer heeft overleefd. In sommige weerrapporten kunnen, m.n. ten behoeve van aankomende en vertrekkende vliegtuigen op vliegvelden, ontwikkelingsstadia van aanwezig ijs worden aangegeven.
Ombuigende westelijke circulatie
Eén van de onderscheiden luchtcirculatietypen. De ombuigende westelijke circulatie is een zonale circulatie. Tussen het Azoren-hoog en een hogedrukgebied boven Scandinavië ligt een uitgestrekte zone van lage luchtdruk boven de Atlantische Oceaan en West-Europa. De bijbehorende stroming is vanaf de Atlantische Oceaan recht op Nederland gericht, maar buigt daar af naar het zuiden van Scandinavië. In dergelijke situaties kan maritiem polaire lucht of maritiem gematigde lucht Nederland bereiken.
Omkeerthermometer
Zie diepzeethermometer.
Onbestendig weer
Weertype dat voortdurend van beeld verandert. Dit weertype hangt doorgaans samen met de nabijheid van lagedrukgebieden.
Onderkoeld
Onderkoelde waterdruppels zijn waterdruppels die nog in vloeibare toestand zijn terwijl de temperatuur ervan reeds beneden het vriespunt is. Wanneer het in contact komt met condensatiekernen gaat het ogenblikkelijk over naar de vaste aggregatietoestand.
Onderkoelde motregen
Motregen, waarvan de druppels een temperatuur lager dan 0°C hebben. Zodra zij in aanraking komen met het aardoppervlak, met voorwerpen op de grond of met vliegtuigen tijdens de vlucht vormen de druppels van onderkoelde motregen een mengsel van water en ijs met een temperatuur van 0°C.
Onderkoelde regen
Regen, waarvan de druppels een temperatuur lager dan 0°C hebben. Zodra zij in aanraking komen met het aardoppervlak, met voorwerpen op de grond of met vliegtuigen tijdens de vlucht vormen de druppels van onderkoelde regen een mengsel van water en ijs met een temperatuur van 0°C.
Onderzon
Halo die onder de horizon verschijnt en daardoor bijna alleen maar vanaf bergen of vanuit een vliegtuig is waar te nemen. De onderzon is een heldere witte vlek, recht onder de zon en gelijkend op het spiegelbeeld van de zon op een kalm wateroppervlak. Het verschijnsel ontstaat in tamelijk rustige lucht door reflectie op de horizontale vlakjes van min of meer uitgestrekte velden ijskristallen, die dan als een reusachtige spiegel fungeren. Dit heldere verschijnsel is zelfs nu en dan te zien op de bewolkingszones die door weersatellieten op grote hoogte boven de aarde worden gefotografeerd.
Onstabiel
Niet stabiel, labiel, veranderlijk. Meteorologisch: de 'toestandskromme' is zodanig dat een luchtdeeltje, dat naar boven of beneden verplaatst wordt, verder zal stijgen, resp. dalen.
Als de lucht flink afkoelt met het toenemen van de hoogte noemen we de situatie onstabiel.
Onstabiele golf
Frontale golf die nog volop aan het ontwikkelen is. Onstabiele golven zijn erg actief en ontwikkelen zich in veel gevallen tot een nieuw lagedrukgebied, zelfs soms tot een echte stormdepressie.
Onstabiliteit
Een luchtmassa waarvan de temperatuur snel daalt met de hoogte. De daling moet zo sterk zijn dat ze groter of gelijk is aan de temperatuurdaling die optreedt bij het stijgen van thermiekbellen.
In droge lucht bedraagt de temperatuurdaling 1°C per 100 meter.
Onweer
Is een elektrometeoor (= het gevolg van atmosferische elektriciteit). De combinatie van bliksem en donder.
Heftige bui waarbij bliksem optreedt vergezeld van rommelende geluiden. Onweer kan ontstaan als stapelwolken (cumulus) uitgroeien tot wolken van het geslacht cumulonimbus, met grote verticale afmetingen. Een normale onweerswolk reikt tot een hoogte van 8 tot 12 km; een grote tropische onweerswolk kan een hoogte bereiken van wel 20 km.
Tijdens het groeiproces ontstaan in de wolk elektrische ladingen. Hoe dat precies in zijn werk gaat, is eigenlijk nog niet bekend. Daarover zijn meerdere theorieën in omloop. De meeste gaan uit van een sterke opwaartse stroming van vochtige en warme lucht. Bijvoorbeeld door sterke convectie ten gevolge van sterke lokale verwarming van een hoeveelheid vochtige lucht aan het aardoppervlak op een zonnige zomerse dag, met als resultaat lokale warmteonweders.
Een tweede belangrijke ontstaansoorzaak is het binnendringen van een koufront in een warme luchtmassa. De koude lucht dringt vanwege haar grotere dichtheid onder de warme en vochtige lucht, die daardoor wordt gedwongen op te stijgen. Van belang is verder dat er sprake is van een zgn. gemengde wolk. Wanneer de ijsdeeltjes zo groot en zwaar zijn geworden (hagelstenen) dat de sterke stijgende luchtbewegingen ze niet meer vast kunnen houden, gaan ze vallen. Tijdens het vallen worden kleine onderkoelde waterdruppels ingevangen. Dievriezen vast op de hagelstenen, waarbij zich ijssplinters afscheiden die positief geladen blijken te zijn. Als de elektrische lading in de wolk boven de aarde is toegenomen tot boven een bepaalde sterkte, treedt er elektrische ontlading op door middel van bliksem.
De neerslag komt voor in de vorm van regen, hagel en sneeuw. In sommige gevallen zijn de stijgende bewegingen dermate sterk, dat de hagelstenen in de wolk zo groot kunnen worden dat ze zelfs midden in de zomer als hagelstenen het aardoppervlak bereiken.
Gemiddeld komt op 24 dagen per jaar ergens in onze omgeving onweer voor, met verreweg de grootste frequentie in de zomer- en herfstmaanden. Er zijn ook voorkeursgebieden voor onweer in Nederland aan te wijzen. Met name in het westen van Noord-Brabant onweert het relatief vaak. De reden daarvan is, dat de zandgronden in dat gebied op een zomerse dag flink worden opgewarmd, terwijl dicht bij het aardoppervlak bij gunstige omstandigheden vochtige lucht wordt aangevoerd uit de nabijgelegen Zeeuwse wateren. In de hele wereld zijn er maar liefst zo´n 1800 onweders per dag actief. In het algemeen wordt het fenomeen onweer gezien als een natuurlijke reactie op plaatselijk te grote elektrische tegenstellingen in de atmosfeer.
Zie ook zwaar onweer.
Onweersclusters
Hieronder verstaat men een georganiseerde groep onweersuien.
Onweersdag
Een onweersdag is een dag waarop minstens één donderslag is gehoord (weerlicht alleen is dus geen onweersdag).
Onweersneus
Dit is een plotselinge en kortdurende luchtdrukstijging van een of enkele hPa tijdens een onweersbui.
In een goed ontwikkelde buienwolk komen sterke stijg- en daalstromen voor, waarin lucht met een grote snelheid omhoog en omlaag beweegt. Wanneer de koude lucht met een plons naar beneden komt, veroorzaakt dat een klein 'hogedrukgebiedje', waarin de luchtdruk merkbaar stijgt.
Onweersstoring
Klein lagedrukgebied dat gepaard gaat met een aantal onweersbuien. In Nederland en België spreekt de onweersstoring die in de zomermaanden in een zuidelijke stroming vanuit Frankrijk naar onze omgeving trekt het meest tot de verbeelding. Zon storing begint als een klein thermisch lagedrukgebied in de buurt van Bordeaux en verplaatst zich vervolgens noordwaarts. In de middag en avond is zon storing het meest actief, door de aanwarming door de zon. In de nacht sterven de buien uit, om de volgende middag en avond opnieuw actief te worden, alleen enkele honderden kilometers noordelijker.
Oost-Aziatische trog
Trog in de algemene luchtcirculatie, die in de winter op ca. 140° OL te vinden is. Tijdens de zomer is deze trog ongeveer 10° in oostelijke richting verschoven.
Oostcirculatie
Luchtcirculatie waarbij de wind over grote delen in Europa oostelijk is als gevolg van een hogedrukgebied boven Scandinavië of NW-Rusland. Dat kan koud winterweer of hete, droge zomers veroorzaken.
Oostelijke wind
Wind die ongeveer uit het oosten waait, dus tussen oostnoordoost en oostzuidoost.
Oostelijk halfrond
Dat deel van de aarde dat ten oosten ligt van de 20° WL. Men heeft niet de nulmeridiaan als grens tussen het oostelijk en westelijk halfrond genomen, omdat dan Ierland en Groot-Brittannië op het westelijk halfrond zouden liggen, gescheiden van de rest van Europa.
Oosterlengte
(OL) Lengteligging van een plaats ten oosten van de nulmeridiaan. Een plaats kan op maximaal 180° OL liggen.
Oost-Europese trog
Trog in de algemene luchtcirculatie, die zowel in de winter als in de zomer op ca. 20° OL te vinden is. Deze trog is meestal vrij zwak.
Opacus
(lett.: donker, beschaduwd) Wolkenvariëteit van de wolkengeslachten altocumulus, altostratus, stratocumulus en stratus. De wolkenformaties zijn te zien als uitgestrekte velden, die overwegend ondoorschijnend zijn. De zon komt er niet meer doorheen.
Operationele meteorologie
Deel van de meteorologie dat zich bezighoudt met de productie van weersverwachtingen. De operationele meteorologie is te verdelen in een drietal hoofd richtingen: de maritieme meteorologie, de luchtvaartmeteorologie en de algemene operationele meteorologie. De procesgang is weer te geven met een serie chronologisch gerangschikte trefwoorden, die samen de productielijn van een weersverwachting vormen: waarneming, communicatie, processing, analyse, prognose, weervertaling en verzending. Helemaal aan het einde van de procesgang vindt verificatie plaats aan de hand van de waarnemingen.
Opglijding
Aanhoudende en intensieve neerslag heeft soms te maken met zogeheten opglijding. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen in een dergelijke situatie:
In de onderste niveaus van de atmosfeer staat een koude noordelijke wind met aanvoer van vochtige zeelucht, maar op enige hoogte staat juist een warmere oostelijke stroming. We zien dan hetzelfde principe als bij het front op het frontvlak met alleen 1 verschil: het frontvlak blijft op zijn plek. Het is de koude lucht die al wurmend zijn weg zoekt onder de warme luchtlaag door, terwijl de warme lucht tegen de koude luchtlaag omhoog glijdt (en dus opglijdt). De dan opstijgende en vochtige lucht koelt daarbij af en condenseert tot regenwolken. En zolang dat proces maar blijft doorgaan, kan het urenlang regenen.
Opklaringen
Term die kan voorkomen in een weersverwachting. Deze term vertegenwoordigt een zonneschijnpercentage van 20 tot 60% en wordt zowel voor overdag als 's nachts gebruikt. Een overeenkomstige zonneschijnterm is perioden met zon.
Oppervlaktewaarneming
Waarneming die aan het aardoppervlak of aan boord van schepen wordt verricht. Tegenover de oppervlaktewaarneming staat de aërologische waarneming.
Oplandig
Wind, die van zee komt; ook aanlandig (zie zeewind).
Optillingscondensatieniveau
(ook: adiabatisch condensatieniveau) Hoogte waartoe men een hoeveelheid lucht volgens een adiabatisch proces moet optillen opdat er condensatie plaatsvindt. Lucht die wordt opgetild koelt af; koude lucht kan minder vocht bevatten dan warme lucht, en dus zal op zekere hoogte condensatie plaatsvinden: het optillingscondensatieniveau. Dit niveau is te bepalen met behulp van een Θ s,p-diagram.
Optisch
Zichtbaar.
Opvriezen
Verschijnsel dat bij temperaturen aan de grond van net boven het vriespunt, de wegen toch bevriezen. Dit komt voor na een (lange) vorstperiode, tijdens welke de grondtemperatuur tot onder het vriespunt is gedaald. De kou in de grond kan dan door geleiding plotseling aan de oppervlakte verschijnen. Dit beruchte verschijnsel geeft soms aanleiding tot onverwachte en voor het verkeer gevaarlijke gladheid.
Opvullen (van een lagedrukgebied)
Stijging van de luchtdruk binnen een lagedrukgebied. De depressie activiteit neemt duidelijk af. Binnen afzienbare tijd zal het lagedrukgebied niet meer als zodanig te herkennen zijn.
Ora
Lokale wind in Italië, ook wel paesano genoemd. Het is een typische landwind aan de kusten van het Gardameer, maar vertoont door de ligging van het meer in bergachtig gebied ook kenmerken van berg.
Orientalis
Latijnse naam voor de oostelijke windrichting.
Orkaan
Zuiver weerkundig genomen wijst dit op een windsnelheid groter dan 117 km/uur (gedurende 10 minuten, ofwel windkracht 12 op de schaal van Beaufort. Veelal wordt de term orkaan gebruikt wanneer men een tropische cycloon of wervelstorm bedoelt.
Een orkaan is de zwaarste storm die in ons land mogelijk is. Een orkaan levert bijzonder veel gevaar op en heeft een verwoestend karakter. Het KNMI zal in een dergelijk geval onmiddelijk Weeralarm uitvaardigen.
Hoewel de het Nederlandse woord 'orkaan' en het Engelse woord 'hurricane' niet echt hetzelfde klinken, stammen ze beide toch af van de West-Indische God der stormen Huracan. Ook in de Franse taal heeft men hieruit het woord voor orkaan afgeleid nl. "ouragan'.
Orografie
Reliëf van het landschap. De orografie is soms van grote invloed op een lokaal weerbeeld, met name voor wat betreft wind, bewolking en neerslag. In een grootschaliger verband is de orografie van de aardbol, beter gezegd de ligging van de grote bergketens, mede verantwoordlijk voor de patronen in de wereldomvattende luchtcirculaties.
Orografische bewolking
Bewolking, die ontstaat als gevolg van de orografie op een bepaalde plaats. Een duidelijk voorbeeld is de föhnbewolking. Ook aan de kust komt orografische bewolking voor. Bij een aanvoer van zeer vochtige lucht vanaf zee dwars op een duinenrij wordt die lucht bij de duinen gedwongen iets op te stijgen. Het vocht in de lucht condenseert en er ontstaat een laag stratus-bewolking, die verder landinwaarts doorgaans weer dunner wordt en oplost.
Orografische regens
Dit zijn stijgingsregens. Doordat vochtige lucht aan een bergflank wordt gedwongen om op te stijgen, gaat deze afkoelen. Wanneer het verzadigingspunt (dauwpunt) wordt bereikt, komt wolkenvorming op gang en kan het regenen.
Outflow
Men gebruikt de term 'outflow' als men spreekt over koele lucht die uit een wolk wordt geblazen. Meestal vormt zich dan een rolwolk.
Overgangsklimaat
Klimaat dat wat betreft zijn kenmerken tussen een land- en een zeeklimaat in valt. Belangrijk kenmerk is dat het verschil tussen de gemiddelde temperatuur van de warmste maand en die van de koudste maand 15-20°C bedraagt. Grote delen van Duitsland, Polen en Scandinavië hebben dit klimaat.
Overtallige regenboog
Veel voorkomende extra regenboog, aan de binnenzijde van de hoofdregenboog. De kleurvolgorde is gelijk aan die van de hoofdregenboog, maar de bogen zijn aanzienlijk smaller. Soms zijn er meerdere overtallige bogen aanwezig. Ze ontstaan door interferentie-effecten.
Oververzadiging
De lucht bevat meer waterdamp dan hij theoretisch bij een bepaalde temperatuur kan bevatten.
Ozon
Is een molecule dat bestaat uit drie atomen zuurstof (O3). De grootste concentraties ozon komen voor in de stratosfeer (de ozonlaag). Ze houden de voor de mens schadelijke UV-C straling van de zon tegen. Gekend zijn de gaten in de ozonlaag, vooral boven de antarctica, waar de concentraties heel laag zijn en zodoende de schadelijke UV-C zonnestraling doorlaten. Aantasting van de ozonlaag gebeurd onder meer door de CFK's (chloor-fluor-koolwaterstoffen).

Voor het laatst bijgewerkt op 1-12-2019. Opmerkingen of wil je reageren: stuur een e-mail